Roger De Vlaeminck (78): “Ik ben een brave mens, en miljaar, ik was een goeie coureur”
Nieuws vandaag

Roger De Vlaeminck (78): “Ik ben een brave mens, en miljaar, ik was een goeie coureur”

“Als ik had geweten dat ik anderhalf uur in de auto zou zitten, was ik niet gekomen.” Legendes sterven nooit. Roger De Vlaeminck (78) – ‘18 Till I Die’. Het leven heeft de oud-wielrenner weemoediger gemaakt, het is al eens eenzaam, het gaat al eens wat moeilijker. Maar die typische bliksemschichten blijven. Als we zijn stamrestaurant Mie Katoen in Affligem verlaten, kijken we om en zwaaien – de eik verliest zijn bladeren, maar nooit zijn schors. Roger De Vlaeminck over zijn mooie lief van 51, zijn respect voor Eddy Merckx en het leven: “Ik wil graag 100 jaar worden, maar soms vraag ik mij af: hoelang heb ik nog?”



“Mijn neus. Mijn neusbeen steekt vooruit. Hier, voel eens. Ik heb altijd gevonden dat mijn neusbeentje niet mooi is.”

“Voor de rest… (haalt schouders op) Ik was 1m84 — ik vond zoiets ideaal voor een coureur. En ik woog 66 kilogram. Je had mij moeten zien — zúlke beentjes.”

“De natuur heeft mij veel meegegeven: ik kon sprinten, ik kon tijdrijden, ik kon genoeg klimmen… — vergeet niet dat ik zware bergritten heb gewonnen, hé.”

“Er zijn mensen die altijd beweerd hebben dat ik de Ronde van Frankrijk had kunnen winnen, maar dat ik er niet in geloofde. Dat laatste is juist, maar ik was gewoon realistisch. Tegen Eddy Merckx kon ik geen Ronde van Frankrijk winnen. Ik legde me daar bij neer.”



Wat zou tovenaar Roger aan het heden willen veranderen? “Ik vergeet weleens dingen, maar voor de rest denk ik dat ik gezond ben… Ik verzorg mij. Vroeger was ik dol op taartjes, maar nu eet ik dat bijna niet meer. Ik wil graag 100 jaar worden. Dat cijfer zit in mijn hoofd — ik weet niet waarom.”

Ben je gelukkig? “Ik zal het zo zeggen: ‘Ik ben content’. Ik heb een mooi lief… — wacht, ik zal haar eens bellen en plagen. (neemt zijn gsm en belt met videocall) Hela, ik zit hier met een schoon meiske.’ (Peggy duikt weg) ‘Ge moet u niet wegsteken’. (Roger tracht door heftig te swipen op het scherm om Peggy terug in beeld te schuiven) ‘Ik hoor je niet, ’t is hier te veel volk, ik bel je vanavond terug’.”



(duwt af en glimlacht) Mijn Peggy is 51, we schelen zevenentwintig jaar — tot nu toe vormt dat geen probleem. Peggy is tien keer slimmer dan ik. Zeven jaar geleden heb ik haar leren kennen op de cross in Eeklo. Ze was daar met een paar vrienden. We zijn toen aan de praat geraakt en we hebben meteen afgesproken. Ik ben nog altijd wreed verliefd.”

“Maar we wonen niet samen. Zij woont in Bilzen. Ze heeft daar mooi werk — in een brouwerij. Ze kan dat niet achterlaten, hé. En zelf wil ik niet weg uit Kaprijke; ze mogen mij een huis in Italië géven, ik moet het niet hebben. We bellen elke dag minstens twee keer en Peggy komt naar Kaprijke om de twee weken.”

Kent zij iets van wielrennen? “Neen. Ze weet dat den eersten over de meet den besten is, maar verder gaat het niet. Dat moet ook niet. Wij praten nooit over de koers.”



Met wie voer jij dan de discussies of Pogacar even goed is als Merckx? “Zot! Pogacar komt nog niet aan de tenen van Merckx! Journalisten die die vergelijking durven te maken, kennen er niks van — schrijf het maar op. Laat mij vandaag 22 jaar zijn en in het peloton met Pogacar rijden, en hij rijdt mij niet los. Waar was het, onlangs — toen hij wegreed van Evenepoel? In Lombardije. Op niet eens een lastige berg. Even goed als Merckx… Komaan, zeg.”

Doet het jou iets als mensen jouw scherpe tong niet appreciëren? “Vroeger meer dan nu. Vroeger heb ik weleens gedacht: ‘Had ik het wel zo moeten zeggen?’ Maar ja, ge zijt zo, zeker? En als er mensen zijn die geen goeiedag meer willen zeggen of niet meer willen praten met mij… Ik moet niet leven met hen, hé.”

LEAVE A RESPONSE

Your email address will not be published. Required fields are marked *